Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
9 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die betrokken was bij een zaak van bijstandsfraude. De verdachte had meer dan zeven jaar een gezamenlijke huishouding gevoerd met een ander, zonder dit door te geven aan de uitkeringsinstantie, wat in strijd is met artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat van de verdachte, E.E.W.J. Maessen, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde taakstraf.
In de beslissing heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf is verminderd van 240 uren naar 228 uren, met een vervangende hechtenis van 114 dagen. Het beroep is voor het overige verworpen.