ECLI:NL:HR:2024:1032

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
23/02895
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak van [X] B.V. tegen Staatssecretaris van Financiën

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2023, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Gelderland aan de orde was. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om een advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de eerdere uitspraken in deze complexe belastingzaak, waarin een groot aantal belastingaanslagen en procedures aan de orde zijn geweest. Het arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/02895
Datum5 juli 2024
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende),
vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven,
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,
vertegenwoordigd door [P],
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2023, nrs. BK-ARN 22/01291 tot en met BK-ARN 22/01390, BK-ARN 22/01392 tot en met BK-ARN 22/01636 en BK-ARN 22/01839 tot en met BK-ARN 22/01844, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 18/2512 tot en met 18/2521, AWB 18/2523, AWB 18/2524, AWB 18/2526 tot en met AWB 18/2529, AWB 18/2531 tot en met AWB 18/2534, AWB 18/2554 tot en met AWB 18/2563, AWB 18/2625, AWB 18/3178, AWB 18/3180 tot en met AWB 18/3182, AWB 18/3202, AWB 18/3998, AWB 18/3999, AWB 18/4001, AWB 18/4002, AWB 18/4004, AWB 18/4006, AWB 18/4010 tot en met AWB 18/4012, AWB 18/4014, AWB 18/4015, AWB 18/4024, AWB 18/4025, AWB 18/4033, AWB 18/4286, AWB 18/4288 tot en met AWB 18/4293, AWB 18/4694, AWB 18/5037, AWB 18/5038, AWB 18/5047 tot en met AWB 18/5052, AWB 18/5063, AWB 18/5065 tot en met AWB 18/5068, AWB 18/5518 tot en met AWB 18/5520, AWB 18/5522, AWB 18/5523, AWB 18/5527, AWB 18/5531 tot en met AWB 18/5536, AWB 18/5538, AWB 18/5539, AWB 18/5557, AWB 18/5627 tot en met AWB 18/5629, AWB 18/5632, AWB 18/5633, AWB 18/6106 tot en met AWB 18/6108, AWB 19/317, AWB 19/318, AWB 19/873, AWB 19/875, AWB 19/883, AWB 19/895, AWB 19/903, AWB 19/906, AWB 19/1484, AWB 19/2176, AWB 19/4498, AWB 19/4499, AWB 19/4501, AWB 19/4503, AWB 19/4513, AWB 19/4514, AWB 19/4517, AWB 19/4519, AWB 19/4521 tot en met AWB 19/4524, AWB 19/4539 tot en met AWB 19/4543, AWB 19/4546 tot en met AWB 19/4549, AWB 19/4559, AWB 19/4560, AWB 19/4562, AWB 19/4567 tot en met AWB 19/4572, AWB 19/4574 tot en met AWB 19/4577, AWB 19/4581 tot en met AWB 19/4583, AWB 19/4585, AWB 19/4587, AWB 19/4597, AWB 19/4602, AWB 19/4604, AWB 19/4608 tot en met AWB 19/4611, AWB 19/4613 tot en met AWB 19/4615, AWB 19/4617 tot en met AWB 19/4622, AWB 19/4624 tot en met AWB 19/4632, AWB 19/4634, AWB 19/4639 tot en met AWB 19/4643, AWB 19/4645 tot en met AWB 19/4651, AWB 19/4655, AWB 19/4656, AWB 19/4660, AWB 19/4663 tot en met AWB 19/4665, AWB 19/4667 tot en met AWB 19/4678, AWB 19/4685 tot en met AWB 19/4688, AWB 19/4690, AWB 19/4693, AWB 19/4695 tot en met AWB 19/4701, AWB 19/4706, AWB 19/4710, AWB 19/4711, AWB 19/4713, AWB 19/4934, AWB 19/4935, AWB 19/4983, AWB 19/4984, AWB 19/4986, AWB 19/4987, AWB 19/4989 tot en met AWB 19/4993, AWB 19/4999, AWB 19/5001 tot en met AWB 19/5004, AWB 19/5006, AWB 19/5009, AWB 19/5011 tot en met AWB 19/5016, AWB 19/5018, AWB 19/5019, AWB 19/5022, AWB 19/5029, AWB 19/5045, AWB 19/5047, AWB 19/5049, AWB 19/5051 tot en met AWB 19/5059, AWB 19/5075 tot en met AWB 19/5081, AWB 19/5305, AWB 19/5306, AWB 19/5308 tot en met AWB 19/5311, AWB 19/5331, AWB 19/5445, AWB 19/5446, AWB 19/5448 tot en met AWB 19/5450, AWB 19/5452 tot en met AWB 19/5454, AWB 19/5479 tot en met AWB 19/5482, AWB 19/5484, AWB 19/5486 tot en met AWB 19/5488, AWB 19/5497, AWB 19/5498, AWB 19/5514, AWB 19/5516 tot en met AWB 19/5520, AWB 19/5522 tot en met AWB 19/5524, AWB 20/1883 tot en met AWB 20/1886, AWB 20/2193, AWB 20/2211, AWB 20/2212, AWB 20/2214 tot en met AWB 20/2218, AWB 20/2233 tot en met AWB 20/2239, AWB 20/2369, AWB 20/2373, AWB 20/2816, AWB 20/2970, AWB 20/3425 tot en met AWB 20/3429, AWB 20/3431 tot en met AWB 20/3438, AWB 20/3666, AWB 20/5384 tot en met AWB 20/5386, AWB 20/5735 tot en met AWB 20/5738, AWB 20/5901, AWB 20/6245 en AWB 20/6702 tot en met AWB 20/6710) betreffende door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen.
De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.