ECLI:NL:HR:2024:1026

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
23/03257
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake beroepsaansprakelijkheid letselschadeadvocaat

In deze zaak heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 30 mei 2023 is gewezen. Het hof had eerder in de zaak van [eiser] en de verweersters, waaronder [verweerster 1], [verweerster 2] B.V., [verweerster 3] B.V. en [verweerster 4] B.V., geoordeeld over een kwestie van beroepsaansprakelijkheid van een letselschadeadvocaat. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant van 10 maart 2021 en 8 juni 2022, die relevant zijn voor het procesverloop. De verweersters zijn niet verschenen, terwijl [verweerder 5] wel een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder 5] zijn begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. De kosten aan de zijde van de verweersters zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 5 juli 2024 en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/03257
Datum5 juli 2024
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: K. Aantjes,
tegen
1. [de maatschap] handelend onder de naam [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [verweerster 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
4. [verweerster 4] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [verweersters 1 t/m 4],
niet verschenen,
en
[verweerder 5],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder 5],
advocaat: J.H.M. van Swaaij.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/01/364677 / HA ZA 20-737 van de rechtbank Oost-Brabant van 10 maart 2021 en 8 juni 2022;
b. het arrest in de zaak 200.314.323/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 mei 2023.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweersters 1 t/m 4] is verstek verleend.
[verweerder 5] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [eiser] en [verweerder 5] toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 5] begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, en aan de zijde van [verweersters 1 t/m 4] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
5 juli 2024.