Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
9 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van meermalen gepleegde oplichting, waarbij zij zich voordeed als iemand die geld nodig had voor een ziek paard. De verdachte had via een datingsite contact gelegd met het slachtoffer, [slachtoffer 1], en had hem meerdere keren om geld gevraagd, met in totaal een bedrag van ongeveer € 12.975,00. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de oplichting niet zonder meer kon worden afgeleid uit de bewijsvoering van het hof, waardoor de uitspraak van het hof ontoereikend gemotiveerd was. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen voor de beslissingen over de oplichting en de strafoplegging, en heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De overige onderdelen van het beroep zijn verworpen.