ECLI:NL:HR:2024:100
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 januari 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [X], vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 juli 2023, met nummer BK-ARN 22/00131. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de griffier van de Hoge Raad op 8 oktober 2023 een aangetekende brief heeft verzonden naar belanghebbende, waarin hij werd gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken voor betaling werd gesteld. Deze brief is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, maar het griffierecht is niet voldaan.
Op 7 november 2023 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen op 7 november 2023, maar hij heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren. Gelet op artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.