Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede en het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
16 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een poging tot doodslag waarbij de verdachte 's nachts zes schoten heeft gelost in de richting van de woning van een buurman. Twee auto’s en het kozijn van de voordeur van de woning van de buurman zijn geraakt, terwijl het beoogde slachtoffer, aangeduid als A, zich buiten in de buurt van zijn woning bevond. De zaak is aanhangig gemaakt bij de Hoge Raad na een vrijspraak in eerste aanleg. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld op basis van de cassatiemiddelen die zijn ingediend door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat D.J.M. Dammers.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de bewezenverklaring van opzet beoordeeld en vastgesteld dat het hof terecht heeft geoordeeld dat er een aanmerkelijke kans was dat A door een of meer kogels zou worden getroffen. Dit oordeel is niet in strijd met de wet en is toereikend gemotiveerd. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof niet kunnen honoreren, en heeft besloten het beroep te verwerpen.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 16 januari 2024, en het arrest is gewezen door vice-president V. van den Brink, samen met raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P. Bakker. De zaak is geregistreerd onder nummer 22/01539.