ECLI:NL:HR:2023:989

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
21/04308 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en soortgelijke feiten in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat N. van Schaik. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene was veroordeeld voor handel in MDMA en witwassen. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft zich in deze uitspraak ook gebogen over de berekeningsmethoden voor de bepaling van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de transactieberekening en de methode van kasopstelling aan de orde kwamen. De vraag was of de transactieberekening het meest aansluit bij het voordeel dat de betrokkene daadwerkelijk heeft behaald, terwijl de methode van kasopstelling tot een hoger bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel leidt. Daarnaast werd er gekeken naar de aanwijzingen dat de betrokkene heeft gehandeld in precursoren en of dit kan worden beschouwd als soortgelijke feiten in de zin van artikel 36e.2 (oud) Sr.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de handel in precursoren als strafbaar kan worden beschouwd en als grondslag kan dienen voor de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft het beroep van de betrokkene verworpen, waarmee de uitspraak van het hof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04308 P
Datum27 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 14 oktober 2021, nummer 22-000518-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de betrokkene heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juni 2023.