ECLI:NL:HR:2023:988

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
21/04307 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en soortgelijke feiten in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een beslissing van het gerechtshof Den Haag van 14 oktober 2021. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 1971 is geboren. De betrokkene was eerder veroordeeld voor handel in MDMA en witwassen. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of de berekeningsmethode voor de ontneming van voordeel het meest aansluit bij het daadwerkelijk behaalde voordeel van de betrokkene. Hierbij werd de transactieberekening vergeleken met de methode van kasopstelling, waarbij de eerste methode leidt tot een lager bedrag aan ontneming dan de tweede. Daarnaast werd onderzocht of er voldoende aanwijzingen waren dat de betrokkene ook had gehandeld in precursoren, wat zou kunnen kwalificeren als soortgelijke feiten onder artikel 36e.2 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat de handel in precursoren als strafbaar kon worden beschouwd en dat dit als grondslag voor ontneming kon dienen. De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene over de uitspraak van het hof verworpen, zonder verdere motivering, omdat de vragen niet van belang waren voor de ontwikkeling van het recht. Het beroep is daarmee verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04307 P
Datum27 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 14 oktober 2021, nummer 22-000517-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de betrokkene heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juni 2023.