Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
23 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende werkgeversaansprakelijkheid in het arbeidsrecht. De zaak betreft een werknemer, aangeduid als [eiser], die een val heeft gemaakt bij het afdalen van twee treden na het sluiten van de deur van een nooduitgang. De werknemer heeft de werkgever aansprakelijk gesteld op basis van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek, dat de werkgever verplicht om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Eindhoven en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De werknemer heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin de klachten over de eerdere uitspraak zijn beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, en dat er geen noodzaak is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het principale cassatieberoep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op een totaal van € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerster [verweerster 1] en dezelfde bedragen aan de zijde van Attero B.V. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.