ECLI:NL:HR:2023:966

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
22/02507
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Werkgeversaansprakelijkheid bij val na sluiten deur nooduitgang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende werkgeversaansprakelijkheid in het arbeidsrecht. De zaak betreft een werknemer, aangeduid als [eiser], die een val heeft gemaakt bij het afdalen van twee treden na het sluiten van de deur van een nooduitgang. De werknemer heeft de werkgever aansprakelijk gesteld op basis van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek, dat de werkgever verplicht om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Eindhoven en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De werknemer heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin de klachten over de eerdere uitspraak zijn beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, en dat er geen noodzaak is om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het principale cassatieberoep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op een totaal van € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verweerster [verweerster 1] en dezelfde bedragen aan de zijde van Attero B.V. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/02507
Datum23 juni 2023
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
[verweerster 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster 1],
advocaten: P.A. Fruytier en H. Boom,
en
ATTERO B.V.,
gevestigd te Zwolle,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna: Attero,
advocaten: J. Streefkerk.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 7816972/CV EXPL 19-5395 van de kantonrechter te Eindhoven van 3 oktober 2019, 12 december 2019 en 27 februari 2020;
b. het arrest in de zaak 200.278.751/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 april 2022.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster 1] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
Attero heeft een verweerschrift tot verwerping tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingediend.
[eiser] heeft geconcludeerd tot verwerping van het voorwaardelijke incidentele beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster 1] begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, en aan de zijde van Attero begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
23 juni 2023.