Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
20 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 31 januari 2023. Het beroep in cassatie is ingesteld door de klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat M.E. van der Werf. De zaak betreft een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, dat is ingediend in het kader van een rechtshulpverzoek van de Verenigde Staten. De klager wordt verdacht van betrokkenheid bij een moord die plaatsvond op 5 september 1992 in Mountain View, Californië, op de vriendin van zijn huisgenoot. De rechtbank had eerder beslist over het beslag op een computer en twee crypto-wallets van de klager, die mogelijk bewijs zouden kunnen leveren in deze zaak.
De Hoge Raad heeft de klachten van de klager over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de klager verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft.