ECLI:NL:HR:2023:935

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
23/00640
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag in Nederland in het kader van rechtshulpverzoek van de Verenigde Staten met betrekking tot moordverdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 31 januari 2023. Het beroep in cassatie is ingesteld door de klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat M.E. van der Werf. De zaak betreft een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, dat is ingediend in het kader van een rechtshulpverzoek van de Verenigde Staten. De klager wordt verdacht van betrokkenheid bij een moord die plaatsvond op 5 september 1992 in Mountain View, Californië, op de vriendin van zijn huisgenoot. De rechtbank had eerder beslist over het beslag op een computer en twee crypto-wallets van de klager, die mogelijk bewijs zouden kunnen leveren in deze zaak.

De Hoge Raad heeft de klachten van de klager over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de klager verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00640 Br
Datum20 juni 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 31 januari 2023, nummer RK 22-022806, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft M.E. van der Werf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 juni 2023.