Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
16 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de huurder en Stichting Vestia. De huurder, die sinds 1987 een woning huurt van Vestia in de Tweebosbuurt in Rotterdam, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Vestia had de huurovereenkomst opgezegd wegens dringend eigen gebruik in het kader van een herstructureringsproject waarbij sociale huurwoningen gesloopt en gerenoveerd zouden worden. De huurder was het niet eens met de beëindiging van de huurovereenkomst en heeft de zaak aanhangig gemaakt bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn oordeel bevestigd dat een verhuurder de huurovereenkomst kan beëindigen wegens dringend eigen gebruik, ook als er geen structurele wanverhouding bestaat tussen de exploitatiekosten en de huuropbrengsten. De Hoge Raad oordeelde dat de verhuurder aannemelijk moet maken dat de voorgenomen sloop en nieuwbouw bijdraagt aan stedenbouwkundige, sociaaleconomische of volkshuisvestelijke doelen. Dit betekent dat de verhuurder niet alleen financiële motieven hoeft aan te voeren, maar ook moet kunnen onderbouwen dat de renovatie noodzakelijk is voor de gemeenschap.
De Hoge Raad heeft het beroep van de huurder verworpen en geoordeeld dat de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst toewijsbaar was. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van de huurder gesteld, met een specificatie van de verschotten en het salaris van de advocaat. Dit arrest biedt belangrijke inzichten in de toepassing van het huurrecht en de voorwaarden waaronder een verhuurder een huurovereenkomst kan beëindigen.