Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
16 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 22/02731. De zaak betreft een geschil over de uitoefening van een erfdienstbaarheid in het kader van burenrecht. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat J.C. Zevenberg, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 7 juni 2022 uitspraak deed in de onderliggende zaak. Verweerder, vertegenwoordigd door advocaat H.J.W. Alt, heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 13 januari 2022. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van eiser beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.