Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het eerste en het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
13 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 oktober 2021. De verdachte, geboren in 1960, was aangeklaagd voor diefstal van elektriciteit door middel van verbreking, ten behoeve van een hennepkwekerij. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken, maar het hof had in zijn oordeel vastgesteld dat de verdachte zelf de hennepplanten had geteeld en dat het niet aannemelijk was dat een derde de hennepkwekerij exploiteerde. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering van het hof niet onbegrijpelijk was en dat de bewezenverklaring voldoende gemotiveerd was. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep werd verworpen, en de bewezenverklaring was naar de eisen der wet voldoende met redenen omkleed. De zaak benadrukt de noodzaak van duidelijke bewijsvoering in strafzaken en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling.