Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 12 oktober 2021. De verdachte, geboren in 1953, was in cassatie gegaan tegen een veroordeling voor het aanwezig hebben van hennepplanten in een door hem gehuurde woning die hij onderverhuurde aan een derde. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat uit de bewijsvoering van het hof niet kon blijken dat de verdachte feitelijke macht had over de aangetroffen hennepplanten. Enkel het feit dat de verdachte in het verleden was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennep was onvoldoende om te concluderen dat hij over de hennepplanten kon beschikken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.