Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
24 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het betreft een klaagschrift ingediend door de klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat S.F.W. van 't Hullenaar. De zaak draait om de vraag of het horloge, dat in beslag is genomen op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering, terecht onder de belanghebbende valt in het kader van de verdenking van de productie van synthetische drugs en de (poging tot) uitvoer van een grote hoeveelheid XTC-pillen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de belanghebbende als redelijkerwijs rechthebbende op het horloge aangemerkt diende te worden, en niet de klager. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft de klachten van de klager beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de klager dan ook verworpen.