Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
13 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor medeplegen van afpersing in Curaçao, waarbij zij onder dreiging van een vuurwapen geld en telefoons van haar ex-vriend heeft afhandig gemaakt. De aanleiding voor deze daad was de publicatie van intieme videobeelden door de ex-vriend, wat de verdachte in een moeilijke positie heeft gebracht als jonge moeder van twee kinderen.
Het hof had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, maar het openbaar ministerie heeft cassatie ingesteld, omdat deze straf geen wettelijke grondslag zou hebben. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf in strijd is met artikel 1:19 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao, dat bepaalt dat de duur van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf maximaal twee jaren mag zijn. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan door de duur van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te bepalen op twee jaren, met een proeftijd van twee jaren.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande moeder en de context van de afpersing. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij strafoplegging rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de zaak en de verdachte.