Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
30 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 augustus 2020. De verdachte, geboren in 1993, was veroordeeld voor hennepteelt op basis van artikel 3 van de Opiumwet. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Boksem. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. De klacht tegen de niet-ontvankelijkverklaring door het hof van de verdachte in het hoger beroep leidde echter niet tot cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de verdachte terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, waardoor het vonnis in eerste aanleg onherroepelijk is geworden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.