Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
30 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 4 oktober 2021. De verdachte, geboren in 1977, was aangeklaagd voor het meermalen verspreiden van flyers die aanzetten tot discriminatie van en beledigend zijn voor homoseksuelen, in strijd met artikel 137e van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft in cassatie een beroep gedaan op zijn recht op vrijheid van meningsuiting, zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Hoge Raad heeft zich in deze zaak gebogen over de vraag of er een 'dwingende maatschappelijke noodzaak' bestond om de vrijheid van meningsuiting van de verdachte te beperken.
Daarnaast heeft de Hoge Raad de redelijke termijn in hoger beroep beoordeeld. Het hof had vastgesteld dat de redelijke termijn was overschreden, maar de Hoge Raad oordeelde dat het hof niet volstond met deze constatering. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, maar heeft wel geoordeeld dat de redelijke termijn was overschreden. De opgelegde geldboete van € 500, subsidiair tien dagen hechtenis, blijft in stand zonder verdere rechtsgevolgen.