ECLI:NL:HR:2023:801

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
21/04164
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Den Haag inzake belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Staatssecretaris van Financiën. De belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Laghmouchi, had beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 26 augustus 2021, waarin het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 27 mei 2021 werd behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en werd in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/04164
Datum26 mei 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 26 augustus 2021, nr. SGR 21/1259 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 27 mei 2021.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Laghmouchi, heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank op het verzet beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de Rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.