In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Seerp Daniel Willinge Gratama, curator van Plassania Beheer B.V. De curator had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 8 maart 2022 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, waaruit blijkt dat de curator zich op de gerechtigdheid tot het saldo van de derdengeldenrekening beroept. De verweerder heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door zijn advocaten toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink was om het cassatieberoep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft de klachten van de curator over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de curator verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.