ECLI:NL:HR:2023:783

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
22/02091
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de gerechtigdheid tot saldo derdengeldenrekening in faillissement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Seerp Daniel Willinge Gratama, curator van Plassania Beheer B.V. De curator had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 8 maart 2022 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en het arrest van het hof, waaruit blijkt dat de curator zich op de gerechtigdheid tot het saldo van de derdengeldenrekening beroept. De verweerder heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is door zijn advocaten toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink was om het cassatieberoep te verwerpen.

De Hoge Raad heeft de klachten van de curator over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de curator verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/02091
Datum26 mei 2023
ARREST
In de zaak van
Seerp Daniel Willinge GRATAMA, in zijn hoedanigheid van curator van Plassania Beheer B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
EISER tot cassatie,
hierna: de curator,
advocaten: B.I. Kraaipoel en T.E. Booms,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
advocaten: A. Stortelder en B.T.M. van der Wiel.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/602255 / HA ZA 16-158 van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2016, 8 maart 2017 en 1 augustus 2018;
b. het arrest in de zaak 200.249.398/01 van het gerechtshof Amsterdam van 8 maart 2022.
De curator heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerder] toegelicht door zijn advocaten, en mede door C. Sprik.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van de curator hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de curator deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
26 mei 2023.