ECLI:NL:HR:2023:764

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
20/03576
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedrieglijke bankbreuk en valsheid in geschrift door notaris

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2020. De verdachte, geboren in 1968, was aangeklaagd voor medeplegen van bedrieglijke bankbreuk en valsheid in geschrift, gepleegd door een notaris. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten J.S. Nan en N. Gonzalez Bos. De advocaat-generaal E.J. Hofstee concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de klachten over de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken te laat door het hof waren ingezonden, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, was overschreden. Dit resulteerde in een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden naar acht maanden en een week.

De overige klachten van de verdachte werden door de Hoge Raad niet gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof, en dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was genomen. De beslissing van de Hoge Raad was dus om de uitspraak van het hof te vernietigen, maar alleen met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf, en het beroep voor het overige te verwerpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03576
Datum30 mei 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 oktober 2020, nummer 21-003923-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.S. Nan, advocaat te ‘s-Gravenhage, en N. Gonzalez Bos, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft bij conclusie en aanvullende conclusie geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman J.S. Nan heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
2.2
Het cassatiemiddel is in zoverre gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze acht maanden en een week beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 mei 2023.