Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte en de benadeelde partij zijn voorgesteld
3.Beslissing
23 mei 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2021. De verdachte, geboren in 1975, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van belaging en voorbereiding van moord op zijn ex-partner. De verdediging heeft in cassatie een aantal middelen ingediend, waarbij de focus lag op de vraag of er sprake was van opzet bij het medeplegen van de voorbereiding van moord. Daarnaast werd er een schriftuur ingediend door de benadeelde partij, die vroeg om vergoeding van immateriële schade als gevolg van de belaging, tot een bedrag van € 2.000.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van zowel de verdachte als de benadeelde partij niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.