Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
3.Beslissing
6 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 mei 2021. De verdachte, geboren in 1993, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van opzettelijke vrijheidsberoving, medeplegen van mishandeling en het voorhanden hebben van een busje pepperspray en een boksbeugel. De verdediging heeft in cassatie verschillende middelen ingediend, waaronder een verweer tegen de onbetrouwbaarheid van getuigenverklaringen en een klacht over de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 7.500 aan immateriële schade.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.