ECLI:NL:HR:2023:740

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
21/00841
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vernietiging van een hofuitspraak inzake grootschalige bankpasfraude en kwalificatie van valse betaalpassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft grootschalige bankpasfraude waarbij de verdachte valse betaalpassen en waardekaarten voorhanden had. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van en/of voorhanden hebben van valse betaalpassen, met als doel betalingen te verrichten langs geautomatiseerde weg. Het hof had de verdachte veroordeeld op basis van artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet voldeed aan het vereiste dat de verdachte moest weten of redelijkerwijs moest vermoeden dat de pas bestemd was voor zodanig gebruik. Hierdoor heeft de Hoge Raad de kwalificatie van het hof als onjuist beoordeeld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij. De zaak is terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00841
Datum23 mei 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 februari 2021, nummer 23-000392-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.W.M. Stevens, advocaat te ’s–Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder feit 2 tenlastegelegde, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij [A] Elektrospeciaalzaken B.V. en tot terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde.
2.2.1
Aan de verdachte is onder 2 tenlastegelegd dat:
“hij op of omstreeks 1 december 2010 en/of 2 december 2010 en/of 29 november 2011 te Hoofddorp en/of Schiphol, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van en/of voorhanden heeft gehad een of meer valse of vervalste betaalpas(sen) en/of waardekaart(en), te weten
- een tankpas uitgegeven door Shell ten name van elektronicazaak [A] gekoppeld aan een vrachtwagen met kenteken [kenteken 1], en
- een tankpas uitgegeven door Shell ten name van elektronicazaak [A] gekoppeld aan een vrachtwagen met kenteken [kenteken 2], en
- een creditcard ten name van [betrokkene 9] (rekeningnummer [001]);
bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware die pas(sen) en/of kaart(en) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die pas(sen) en/of kaart(en) alle echtheidskenmerken (opdruk(ken) en/of logo(’s) en/of (geëmbosseerde) kaartnummer(s) en/of kenteken(s) en/of rekeningnummers) ontbraken.”
2.2.2
Daarvan is bewezenverklaard dat:
“hij op 29 november 2011 te Hoofddorp voorhanden heeft gehad valse of vervalste betaalpassen en waardekaarten, te weten
- een tankpas uitgegeven door Shell ten name van elektronicazaak [A] gekoppeld aan een vrachtwagen met kenteken [kenteken 1], en
- een tankpas uitgegeven door Shell ten name van elektronicazaak [A] gekoppeld aan een vrachtwagen met kenteken [kenteken 2], en
- een creditcard ten name van [betrokkene 9] (rekeningnummer [001]),
bedoeld voor het verrichten van betalingen langs geautomatiseerde weg, als ware die passen en/of kaarten echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die passen en/of kaarten alle echtheidskenmerken (opdrukken en logo’s en geëmbosseerde kaartnummers en kentekens en/of rekeningnummers) ontbraken.”
2.2.3
Het hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als:
“opzettelijk een valse pas als bedoeld in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat de pas bestemd is voor gebruik als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd.”
2.3
Artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) luidde ten tijde van het bewezenverklaarde feit:
“1. Hij die opzettelijk een betaalpas, waardekaart, enige andere voor het publiek beschikbare kaart of een voor het publiek beschikbare drager van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk gebruik maakt van de valse of vervalste pas of kaart als ware deze echt en onvervalst, dan wel opzettelijk zodanige pas of kaart aflevert, voorhanden heeft, ontvangt, zich verschaft, vervoert, verkoopt of overdraagt, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de pas of kaart bestemd is voor zodanig gebruik.”
2.4
Het cassatiemiddel voert terecht aan dat de bewezenverklaring niet het bestanddeel van artikel 232 lid 2 Sr omvat dat de verdachte “weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de pas of kaart bestemd is voor zodanig gebruik”, zodat het hof het bewezenverklaarde ten onrechte heeft gekwalificeerd als overtreding van artikel 232 lid 2 Sr. Het cassatiemiddel slaagt daarom.

3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen

De beoordeling door de Hoge Raad van het eerste cassatiemiddel heeft als uitkomst dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het derde cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij [A] Elektrospeciaalzaken B.V.;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 mei 2023.