In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het rijden terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het rijbewijs was op 11 april 2014 door het CBR ongeldig verklaard, en dit besluit was aan de verdachte kenbaar gemaakt. De verdachte was eerder veroordeeld voor rijden zonder geldig rijbewijs en had zijn gevangenisstraf in februari 2018 volledig uitgezeten. De Hoge Raad beoordeelde of uit de omstandigheden kon worden afgeleid dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard op 4 mei 2018. De Hoge Raad oordeelde dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De Hoge Raad volgde de conclusie van de advocaat-generaal en vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.