ECLI:NL:HR:2023:717
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake onroerendezaakbelastingen gemeente Heiloo
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, [X], tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heiloo. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 juli 2022, die op zijn beurt het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland behandelde. De zaak betreft de beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2018 met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan [a-straat 1] te [Z].
Belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker, heeft zijn beroep in cassatie ingesteld na de uitspraak van het Hof. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heiloo, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 12 mei 2023.