ECLI:NL:HR:2023:713

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
21/04957
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over gekwalificeerde diefstal en wederspannigheid met betrekking tot strafmotivering en redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 november 2021. De verdachte, geboren in 1992, was veroordeeld voor medeplegen van gekwalificeerde diefstal met geweld en wederspannigheid. De verdediging stelde dat de opgelegde gevangenisstraf van 53 maanden disproportioneel was en dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens was overschreden. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de hoogte van de straf.

De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en vastgesteld dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak, behalve wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, aangezien er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot de beslissing om de gevangenisstraf te verminderen van 53 naar 52 maanden.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04957
Datum16 mei 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 november 2021, nummer 22-000251-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, S. van den Akker en M.J. van Berlo, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering van de hoogte daarvan naar de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 53 maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze 52 maanden beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 mei 2023.