Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
31 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs op een minibike op 2 juni 2020 in Amsterdam. De verdediging stelde dat voor het rijden op een minibike geen rijbewijs vereist was, maar het hof oordeelde dat het voertuig als een motorrijtuig moest worden aangemerkt waarvoor een rijbewijs noodzakelijk is. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de bewezenverklaring van het rijden zonder rijbewijs voldoende gemotiveerd was. De Hoge Raad verwierp het cassatiemiddel, waarbij werd vastgesteld dat de verbalisant de verdachte op de openbare weg had zien rijden op een motorrijtuig en dat de verdachte geen geldig rijbewijs kon tonen. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet van een onjuiste rechtsopvatting was uitgegaan en dat de bewezenverklaring toereikend was gemotiveerd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een rijbewijs voor het besturen van motorrijtuigen, inclusief minibikes, en bevestigt de geldigheid van de eerdere veroordeling.