ECLI:NL:HR:2023:685

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
23/00278
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling wegens oplichting en huisvredebreuk na schending van procesrechten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2023 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 2 oktober 2017 werd gewezen. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat M. Berndsen, was eerder veroordeeld voor oplichting en huisvredebreuk, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van honderd uren. De aanvraag tot herziening is ingediend naar aanleiding van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 10 januari 2023, waarin werd vastgesteld dat artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was geschonden in de procedure die tot de veroordeling leidde.

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft in zijn conclusie aangegeven dat de aanvraag gegrond is en heeft de Hoge Raad geadviseerd om de tenuitvoerlegging van het eerdere arrest op te schorten en de zaak te verwijzen naar een ander gerechtshof voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft deze aanbevelingen overgenomen en verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond. De zaak is vervolgens verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een eerlijk proces en de bescherming van de rechten van de verdediging, zoals vastgelegd in het EVRM. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke stap gezet in het waarborgen van rechtsherstel voor de aanvrager, die door de eerdere procedure in zijn rechten is geschaad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00278 H
Datum9 mei 2023
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 oktober 2017, nummer 21-005790-16, ingediend door M. Berndsen, advocaat te Amsterdam,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor 1. “oplichting” en 2. “in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen” tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaren en tot een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2
De aanvraag is gebaseerd op een naar aanleiding van een klacht van de aanvrager gedane uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 10 januari 2023, no. 61125/19, waarin is vastgesteld dat artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is geschonden in de procedure die tot de veroordeling heeft geleid. Deze uitspraak is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 8.

3.De conclusie van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, daarbij voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van 2 oktober 2017 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in de strafzaak van de aanvrager zal bevelen, en de zaak op de voet van artikel 472 lid 1 Sv, in verbinding met artikel 471 lid 1 Sv, zal verwijzen naar een ander gerechtshof, opdat de zaak opnieuw zal worden berecht en afgedaan.

4.Beoordeling van de aanvraag

Op de door de advocaat-generaal in zijn conclusie onder 9-10.1 vermelde gronden is de aanvraag gegrond.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof;
- verwijst de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van artikel 472 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 mei 2023.