ECLI:NL:HR:2023:654

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
22/01997
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verschuldigdheid van contractuele boete in verbintenissenrecht

In deze zaak hebben de eisers, [eiser 1] en [eiseres 2], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Dit arrest was een bevestiging van eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de verschuldigdheid van een contractuele boete, een belangrijk aspect binnen het verbintenissenrecht. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en het arrest van het hof, waarin de feiten en de juridische context van de zaak zijn uiteengezet. De eisers hebben hun standpunt verdedigd, terwijl de verweerders, Opheikens c.s., een verweerschrift hebben ingediend. De Advocaat-Generaal B.F. Assink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, wat de Hoge Raad uiteindelijk heeft overgenomen. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op een totaal van € 4.335,--.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01997
Datum21 april 2023
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: J.P. van den Berg,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: Opheikens c.s.,
advocaten: R.P.J.L. Tjittes en H. Boom.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaken C/13/638343 / HA ZA 17-1156 en C/13/645146 / HA ZA 18-280 van de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2018, 18 juli 2018 en 20 februari 2019;
b. het arrest in de gevoegde zaken 200.265.678/01 en 200.266.252/01 van het gerechtshof Amsterdam van 1 maart 2022.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Opheikens c.s. hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor Opheikens c.s. toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eisers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Opheikens c.s. begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
21 april 2023.