Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
5.Beslissing
18 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was veroordeeld voor het afnemen en vervoeren van cocaïne, evenals voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor cocaïnehandel, wat in strijd is met de Opiumwet. De opgelegde gevangenisstraf was tien maanden en drie weken. De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de verdachte als herhaaldelijk veroordeeld werd beschouwd, terwijl de justitiële documentatie daar geen steun voor bood. Dit leidde tot de conclusie dat de strafoplegging ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De overige klachten van de verdachte werden verworpen.
De zaak is van belang omdat het de noodzaak benadrukt van een zorgvuldige motivering van strafopleggingen, vooral wanneer deze gebaseerd zijn op eerdere veroordelingen die niet duidelijk zijn onderbouwd. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan over de eisen die aan de motivering van strafopleggingen worden gesteld.