ECLI:NL:HR:2023:621

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
21/02787
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Peek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van verdachte in cocaïnehandel en voorbereidingshandelingen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die betrokken was bij cocaïnehandel en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor cocaïnehandel, zoals vastgelegd in de Opiumwet. De Hoge Raad heeft op 18 april 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortvloeit uit een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2021. De verdachte, geboren in 1976, heeft geen cassatiemiddelen ingediend, waardoor de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om binnen de gestelde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen in te dienen. Dit is in strijd met artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, wat betekent dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen. De Hoge Raad heeft daarom besloten om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Deze uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak is ook in samenhang behandeld met verschillende andere zaken, wat de complexiteit van de situatie benadrukt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02787
Datum18 april 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2021, nummer 23-003852-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 april 2023.