Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
18 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 25 juni 2021. De verdachte, geboren in 1975, was aangeklaagd voor het vervoeren van cocaïne en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor cocaïnehandel, zoals vastgelegd in de Opiumwet. De advocaat van de verdachte, J. Zevenboom, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarop de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de beoordeling van deze klachten niet noodzakelijk was voor de ontwikkeling van het recht. Echter, het tweede cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd gegrond bevonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 23 maanden naar 22 maanden.
De Hoge Raad heeft dus de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is uitgesproken door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.