ECLI:NL:HR:2023:614

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
21/02819
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verbeurdverklaring van een auto in een hennepteeltzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de verbeurdverklaring van een personenauto die in beslag was genomen in het kader van een hennepteeltzaak. De verdachte, geboren in 1978, was beschuldigd van het telen van hennep in een pand in [plaats] in de periode van 4 mei 2017 tot en met 19 juni 2017. De rechtbank had de auto verbeurd verklaard omdat deze aan de verdachte toebehoorde en was gebruikt om de kwekerij te bezoeken. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de verbeurdverklaring van de auto, maar het beroep voor het overige verworpen.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat de enkele omstandigheid dat de auto is gebruikt om de kwekerij te bezoeken, niet voldoende is om te oordelen dat het bewezenverklaarde met behulp van die auto is begaan. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de auto, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van deze kwestie. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden waaronder een verbeurdverklaring kan plaatsvinden, in het licht van de relevante wettelijke bepalingen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02819
Datum18 april 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juni 2021, nummer 21-000564-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen personenauto, tot terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden opdat de zaak wat betreft de beslissing ten aanzien van deze inbeslaggenomen personenauto opnieuw wordt berecht en afgedaan, en verwerping van het beroep voor het overige.
Namens de verdachte hebben J. Kuijper en D.W.E. Sternfeld, beiden advocaat te Amsterdam, daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto.
3.2.
Het hof heeft ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaard dat hij:
“in de periode van 4 mei 2017 tot en met 19 juni 2017 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt, in een pand gelegen aan of bij de [a-straat 1] aldaar, in totaal 275 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.”
3.3.1
Het hof heeft ten aanzien van de verbeurdverklaring van de auto onder meer het volgende overwogen en beslist:
“Beslag
Onder verdachte is een personenauto, merk Volkswagen Golf, met kenteken [kenteken] , inbeslaggenomen. De rechtbank heeft deze auto verbeurd verklaard, omdat deze aan de verdachte toebehoorde en is gebruikt om de onder 2 primair tenlastegelegde kwekerij te bezoeken.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat een verbeurdverklaring niet aan de orde is, primair vanwege de door haar bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de auto niet aan de verdachte toebehoort, maar aan zijn vader, hetgeen onder meer blijkt uit de op de terechtzitting van het hof als getuige afgelegde verklaring van de vader van de verdachte.
(...)
Het hof leidt uit het dossier derhalve af dat de auto de verdachte toebehoort.
(...)
Gelet hierop en in aanmerking genomen dat met behulp van de auto het onder 2 primair tenlastegelegde is begaan, is het hof met de rechtbank van oordeel dat de auto vatbaar is voor verbeurdverklaring.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 3 10 van het Wetboek van Strafrecht.
(...)
Beslissing
(...)
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: personenauto, VW Golf, kenteken [kenteken] .”
3.3.2
Artikel 33a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht luidt voor zover van belang:
“Vatbaar voor verbeurdverklaring zijn:
(...)
c. voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
(...)”
3.3.3
Anders dan het hof heeft overwogen, volstaat de enkele omstandigheid dat de auto is gebruikt “om de kwekerij te bezoeken” niet voor zijn oordeel dat het bewezenverklaarde ‘met behulp van’ die auto is begaan.
3.4
De klacht is gegrond. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 april 2023.