Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
18 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 november 2022. De zaak betreft beklag over beslag op diverse stukken en digitale gegevensdragers onder een notaris en notariskantoor, in het kader van een verdenking van het niet onverwijld melden van ongebruikelijke transacties die mogelijk verband houden met witwaspraktijken of financiering van terrorisme. De klagers, een persoon en een notariskantoor, hebben beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, waarbij zij betogen dat de rechtbank niet voldoende heeft gemotiveerd dat er een redelijk vermoeden van schuld bestaat en dat het verschoningsrecht van de notaris ten onrechte is doorbroken.
De Hoge Raad heeft de klachten van de klagers beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank niet heeft verzuimd te beslissen op het beklag over de inhoud van de shredder en gegevensbestanden. Tevens heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de rechtbank de verdenking niet ten onrechte marginaal heeft getoetst en dat er voldoende grond was voor het oordeel dat er een redelijk vermoeden van schuld bestond. De Hoge Raad heeft ook de vraag beantwoord of er sprake was van 'corpora et instrumenta delicti' en of er zeer uitzonderlijke omstandigheden waren die de doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, zonder dat er verdere motivering nodig was, aangezien de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Deze beslissing is genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.