ECLI:NL:HR:2023:611

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
21/02325
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid economische raadkamer bij klaagschrift inzake conservatoir beslag op horloge en geldbedrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. Het betreft een klaagschrift dat was ingediend door de klager, die werd verdacht van het zonder vergunning aanbieden van kansspelen, zoals vastgelegd in artikel 1.1.a van de Wet op de kansspelen. De klager had een beroep gedaan op de Hoge Raad omdat hij van mening was dat zijn klaagschrift ten onrechte niet was behandeld door de economische raadkamer van de rechtbank. De advocaat-generaal, P.M. Frielink, concludeerde tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Den Haag voor een nieuwe behandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat de economische raadkamer inderdaad de juiste instantie was om het klaagschrift te behandelen, gezien de aard van de verdenking die betrekking had op een economisch delict. De Hoge Raad stelde vast dat uit de machtiging voor het conservatoir beslag bleek dat er sprake was van een verdenking van overtreding van de Wet op de kansspelen, wat onder de bevoegdheid van de economische raadkamer valt. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Den Haag, zodat deze opnieuw kon worden behandeld.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste bevoegdheid bij de behandeling van klaagschriften in het kader van economisch strafrecht en bevestigt dat de economische raadkamer de aangewezen instantie is voor dergelijke zaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02325 B
Datum18 april 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 18 mei 2021, nummer RK 21/4, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze hebben R.I. Takens en T.P.A.M. Wouters, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Den Haag teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het klaagschrift ten onrechte niet is behandeld door de economische raadkamer van de rechtbank en dat de beschikking ten onrechte niet is gewezen door de economische raadkamer van de rechtbank.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 april 2023.