Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
18 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft beschuldigingen van mensenhandel en valsheid in geschrift, waarbij de verdachte een valse werkgeversverklaring zou hebben gebruikt om een hypotheek te verkrijgen. De Hoge Raad heeft de klachten over de betrouwbaarheid van bewijsmateriaal, zoals tapverbalen en getuigenverklaringen, beoordeeld. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat de redelijke termijn van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft deze klacht gegrond verklaard, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 10 maanden naar 9 maanden en 2 weken. De overige cassatiemiddelen zijn verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor deze beslissing, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.