ECLI:NL:HR:2023:6

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
21/02548
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een mensenhandelzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in verband wordt gebracht met mensenhandel. Het hof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 113.877,50, maar de verdediging voerde aan dat de schatting van de kosten van de huurwoning van het slachtoffer niet correct was. De verdediging stelde dat de kosten van de huur € 750 per maand en € 100 per maand voor gas, water en elektriciteit bedroegen, terwijl het hof slechts € 500 per maand in aanmerking had genomen voor levensonderhoud, werkkleding en andere kosten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet toereikend had gemotiveerd waarom de huurkosten niet in mindering waren gebracht op de verdiensten van het slachtoffer. Hierdoor was de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak benadrukt van een zorgvuldige en transparante motivering bij de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel, vooral in zaken die verband houden met mensenhandel. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan die de bescherming van slachtoffers van mensenhandel en de rechtszekerheid in dergelijke zaken bevordert.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02548 P
Datum10 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 15 juni 2021, nummer 23-001138-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1
Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 113.877,50. De bestreden uitspraak houdt, met inbegrip van een voetnoot, met betrekking tot die schatting het volgende in:
“Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
(...)
Standpunt verdediging
(...)
Kosten
Naast de door het openbaar ministerie erkende kosten, moeten ook de kosten van de huurwoning van [slachtoffer] van huur € 750,00 per maand en € 100,00 per maand voor gas, water en licht (elektriciteit) op het voordeel in mindering worden gebracht, omdat [betrokkene] en [medeverdachte] niet hebben geprofiteerd van deze gemaakte huurkosten en deze wel zijn betaald met de inkomsten van [slachtoffer]. [betrokkene] (en [medeverdachte]) hadden hun eigen huurwoning, waar zij ook verbleven.
(...)
Oordeel hof
De betrokkene is veroordeeld ter zake van - kort gezegd - medeplegen van mensenhandel van [slachtoffer] in de periode van 1 februari 2010 tot 1 december 2012. Op grond van deze veroordeling kan aan de betrokkene de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk voordeel dat hij heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezenverklaarde.
(...)
Kosten
(...)
Kosten van levensonderhoud, werkkleding, woning, etc.
Het hof gaat uit van een bedrag van € 500,00 per maand, zoals in het proces-verbaal van bevindingen Berekening gewerkte uren + afgestane verdiensten [slachtoffer] geschat (11). Onder die kosten zijn begrepen, onder meer, de kosten voor het levensonderhoud, werkkleding, het deel van de huur dat naar schatting voor rekening van [slachtoffer] dient te komen, etc. Niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van meer kosten. De periode van 14 februari 2010 tot en met tot 1 december 2012 beslaat 33,5 maanden x € 500,00 = € 16.750,00
(...)
Schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel
dagen per dag totaal
verdiensten (na kamerhuur) 808 € 360 € 290.880
vakanties € 1.500
borstvergroting € 3.000
huur etc. € 16.750
drugs € 30.300
auto € 6.700
contante stortingen € 675
money transfers € 4.200
onkosten € - 63.125
€ 227.755
(...)
Het aan de betrokkene toe te rekenen voordeel bedraagt € 227.755,00/2 = € 113.877,50
[voetnoot 11] Proces-verbaal van bevindingen Berekening gewerkte uren + afgestane verdiensten [slachtoffer], bijlage bij het Ontnemingsrapport, F1 pag. 0083.”
2.2.2
Bij de stukken bevindt zich het hiervoor onder 2.2.1 in voetnoot 11 bedoelde procesverbaal van bevindingen. Dit proces-verbaal houdt ten aanzien van kosten op pagina 83 onder meer het volgende in:
“3.3 Kosten werkkleding, persoonlijke verzorging etc.
Uit de verklaringen van [slachtoffer] blijkt dat er kosten zijn gemaakt om het werk te kunnen doen. Zij weet niet meer hoe hoog deze kosten zijn. Derhalve schat ik, verbalisant, dat voor de kosten met betrekking tot de aanschaf van werkkleding, persoonlijke verzorging als kapper, zonnebank etc. en aanschaf condooms een bedrag van € 500,- per maand kan worden gerekend. Dit komt neer op:
2010: 11 * €500,- = € 5.500,-
2011: 12 * €500,- = € 6.000,-
2012: 11 * €500,- = € 5.500,-
Totaal: € 17.000,-
Totaal overige kosten € 17.000
(...)
3.5
Resumé te verrekenen uitgaven/kosten
Totaal stortingen op eigen bankrekeningen € 675
Totaal verzonden moneytransfers naar eigen familie € 900
Totaal overige kosten € 17.000
Kosten m.b.t. aanschaf drugs € 32.512 +
Totaal te verrekenen uitgaven/kosten € 51.087”
2.3
Het hof heeft geoordeeld dat het deel van de huur dat naar schatting voor rekening van [slachtoffer] moet komen in mindering gebracht moet worden op haar verdiensten, en heeft de kosten van “levensonderhoud, werkkleding, woning, etc.” geschat op € 500 per maand, “zoals in het proces-verbaal van bevindingen Berekening gewerkte uren + afgestane verdiensten [slachtoffer] geschat”. In aanmerking genomen dat namens de betrokkene is aangevoerd dat de kosten van de woning van [slachtoffer] € 750 per maand voor huur en € 100 per maand voor gas, water en elektriciteit hebben bedragen en dat in het bedrag van € 500 per maand in het onder 2.2.2 weergegeven proces-verbaal juist geen woonlasten zijn begrepen, is het oordeel van het hof niet toereikend gemotiveerd.
2.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 januari 2023.