Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
10 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in verband wordt gebracht met mensenhandel. Het hof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 113.877,50, maar de verdediging voerde aan dat de schatting van de kosten van de huurwoning van het slachtoffer niet correct was. De verdediging stelde dat de kosten van de huur € 750 per maand en € 100 per maand voor gas, water en elektriciteit bedroegen, terwijl het hof slechts € 500 per maand in aanmerking had genomen voor levensonderhoud, werkkleding en andere kosten. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet toereikend had gemotiveerd waarom de huurkosten niet in mindering waren gebracht op de verdiensten van het slachtoffer. Hierdoor was de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak benadrukt van een zorgvuldige en transparante motivering bij de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel, vooral in zaken die verband houden met mensenhandel. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan die de bescherming van slachtoffers van mensenhandel en de rechtszekerheid in dergelijke zaken bevordert.