Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
11 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 29 april 2021. De verdachte, geboren in 1989, was betrokken bij een poging tot doodslag waarbij hij na een ruzie in een supermarkt een gebroken fles gebruikte om een ander in de nek te steken. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest, maar alleen wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging, met uitzondering van de klacht over de redelijke termijn in de cassatiefase. Deze klacht werd gegrond bevonden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden naar 35 maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.