Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
11 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 oktober 2021. De verdachte, geboren in 1985, was in deze zaak aangeklaagd voor wederspannigheid, omdat zij tijdens een aanhouding door de politie in haar woning een agent in de arm had gebeten. De centrale vraag was of de politieambtenaren rechtmatig hadden gehandeld bij het betreden van de woning en de aanhouding van de verdachte. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. Het arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu, met de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.