ECLI:NL:HR:2023:502

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
22/00649
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheidsrecht en bewijslast in de zaak tussen eiser en Stichting Parteon

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen Stichting Parteon. De zaak betreft aansprakelijkheidsrecht, specifiek artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek, en de daarbij behorende stelplicht en bewijslast. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Noord-Holland en arresten van het gerechtshof Amsterdam. De advocaat-generaal S.D. Lindenbergh heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van [eiser] schriftelijk heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Parteon zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/00649
Datum31 maart 2023
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: K. Aantjes,
tegen
STICHTING PARTEON,
gevestigd te Hoogeveen,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Parteon,
advocaten: J.H.M. van Swaaij en J.M. Moorman.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/15/281870 / HA ZA 18-773 van de rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2019 en 3 juli 2019;
b. de arresten in de zaak 200.268.513/01 van het gerechtshof Amsterdam van 19 november 2019 en 30 november 2021.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 30 november 2021 beroep in cassatie ingesteld.
Parteon heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor Parteon toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Parteon begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, A.E.B. ter Heide en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
31 maart 2023.