ECLI:NL:HR:2023:490

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
22/01460
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klachten tegen tweedefasebeschikking in enquêterecht en wanbeleid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2023 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van Wouter Johan Pieter Jongepier, curator in het faillissement van Prien Holding B.V. De zaak betreft klachten tegen een tweedefasebeschikking van de ondernemingskamer, waarin het verzoek tot vaststellen van wanbeleid is afgewezen. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking van de ondernemingskamer. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De curator had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de ondernemingskamer van 19 januari 2022. Hoek en [belanghebbende 2] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend, evenals [belanghebbende 3]. De overige belanghebbenden hebben geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal B.F. Assink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep verworpen en de curator veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van Hoek en [belanghebbende 2], en op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van [belanghebbende 3]. Aan de zijde van de overige belanghebbenden zijn de kosten op nihil begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01460
Datum31 maart 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
Wouter Johan Pieter JONGEPIER,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van PRIEN HOLDING B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: de curator,
advocaat: B.I. Kraaipoel,
tegen
Wouter Johan Pieter JONGEPIER,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van PRIEN HOLDING B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
VERWEERDER in cassatie,
en tegen
1. MIJN HOEK B.V., voorheen genaamd PLIEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats], Spanje,
BELANGHEBBENDEN in cassatie,
hierna gezamenlijk: Hoek en [belanghebbende 2]
advocaat: J. den Hoed,
3. [belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats], Spanje,
BELANGHEBBENDE in cassatie,
hierna: [belanghebbende 3],
advocaten: R.P.J.L. Tjittes en H. Boom,
4. [belanghebbende 4],
wonende te [woonplaats],
5. [belanghebbende 5] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
6. INTERTRUST MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
7. BECOM BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
BELANGHEBBENDEN in cassatie,
hierna gezamenlijk: de overige belanghebbenden,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikkingen in de zaak 200.182.438/01 OK (Prien Holding) van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 24 december 2015, 11 februari 2016, 15 februari 2016, 18 oktober 2018, 25 juli 2019, 7 juli 2020, 25 augustus 2020, 10 november 2020, 18 februari 2021 en 9 maart 2021, en naar
de beschikking van de raadsheer-commissaris van 22 juli 2020 en de beschikking van de voorzitter van de ondernemingskamer van 9 juli 2021;
b. de beschikkingen in de zaak 200.190.772 OK (Gravier) van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 9 juni 2016, 18 oktober 2018, 25 juli 2019, 7 juli 2020, 25 augustus 2020, 10 november 2020, 18 februari 2021 en 9 maart 2021, en naar de beschikking van de raadsheer-commissaris van 22 juli 2020 en de beschikking van de voorzitter van de ondernemingskamer van 9 juli 2021;
c. de beschikking in de zaak 200.293.966/01 OK van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam van 19 januari 2022.
De curator heeft tegen de beschikking van de ondernemingskamer van 19 januari 2022 beroep in cassatie ingesteld.
Hoek en [belanghebbende 2] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
[belanghebbende 3] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De overige belanghebbenden hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van de ondernemingskamer beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Hoek en [belanghebbende 2] begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, aan de zijde van [belanghebbende 3] op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris en aan de zijde van de overige belanghebbenden op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
31 maart 2023.