ECLI:NL:HR:2023:487

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
21/05152 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank tot kennisneming van een klaagschrift inzake beslag ex artikel 94 Sv en de eigendom van de in beslag genomen auto

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door de klaagster, die de eigenaar van een auto is waarvan beslag is gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De auto was in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de broer van de klaagster, die verdacht werd van het verkopen en aanwezig hebben van harddrugs. De rechtbank diende te beoordelen of zij bevoegd was om het klaagschrift te behandelen, gezien het feit dat er in de hoofdzaak hoger beroep was ingesteld. De Hoge Raad heeft de bevoegdheid van de rechtbank om het klaagschrift te behandelen bevestigd, en geoordeeld dat de rechtbank niet buiten redelijke twijfel kon vaststellen dat de klaagster als eigenaar van de in beslag genomen auto moest worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de klachten van de klaagster over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft het beroep van de klaagster verworpen, zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/05152 B
Datum28 maart 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 15 oktober 2021, nummer RK 21/1947, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft N.A. de Kock, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 maart 2023.