Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
28 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door de klaagster, die de eigenaar van een auto is waarvan beslag is gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De auto was in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de broer van de klaagster, die verdacht werd van het verkopen en aanwezig hebben van harddrugs. De rechtbank diende te beoordelen of zij bevoegd was om het klaagschrift te behandelen, gezien het feit dat er in de hoofdzaak hoger beroep was ingesteld. De Hoge Raad heeft de bevoegdheid van de rechtbank om het klaagschrift te behandelen bevestigd, en geoordeeld dat de rechtbank niet buiten redelijke twijfel kon vaststellen dat de klaagster als eigenaar van de in beslag genomen auto moest worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de klachten van de klaagster over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft het beroep van de klaagster verworpen, zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.