ECLI:NL:HR:2023:470

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
21/04247
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op hond in verband met strafzaak tegen dochter van klaagster na bijtincident

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 21/04247 B. Het betreft een beklag over beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering op een hond, een Amerikaanse Staffordshire Bullterriër, in het kader van een strafzaak tegen de dochter van de klaagster. De aanleiding voor het beslag was een bijtincident waarbij een 6-jarig kind in het achterhoofd is gebeten. De strafzaak tegen de dochter van de klaagster is inmiddels geseponeerd.

De rechtbank Rotterdam had op 9 september 2021 een beschikking gegeven in deze zaak, waarin het beklag van de klaagster ongegrond werd verklaard. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel dat door de advocaat van de klaagster, J. Biemond, was ingediend, beoordeeld. De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de klaagster over de uitspraak van de rechtbank niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04247 B
Datum18 april 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 9 september 2021, nummer RK 21/1551, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft J. Biemond, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 april 2023.