Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 april 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 april 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 25 juni 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1970, was betrokken bij een nachtelijke woninginbraak, wat valt onder artikel 311.1 van het Wetboek van Strafrecht. De kern van de zaak was de vraag of het hof voldaan had aan het bijzondere motiveringsvoorschrift van artikel 360 van het Wetboek van Strafvordering door een anonieme melding bij de politie als bewijs te gebruiken zonder een gemotiveerd oordeel te geven over de betrouwbaarheid van deze anonieme verklaring, zoals vereist door artikel 344a van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel beoordeeld, dat was ingediend door de verdachte via zijn advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker. De advocaat-generaal P.M. Frielink had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals gesteld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.