ECLI:NL:HR:2023:434

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
22/01055
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en poging tot doodslag op sociotherapeut in kliniek te Balkbrug met TBS en dwangverpleging

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 11 maart 2022 uitspraak deed in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977. De verdachte was betrokken bij een mishandeling van een sociotherapeut en een poging tot doodslag op dezelfde sociotherapeut in 2015, terwijl hij zich in een kliniek in Balkbrug bevond. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, die werd vertegenwoordigd door zijn advocaat J. van Appia uit Amsterdam. De schriftuur die door de advocaat is ingediend, is aan het arrest gehecht en maakt deel uit van de procedure.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing van de Hoge Raad, uitgesproken op 21 maart 2023, is het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01055
Datum21 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 maart 2022, nummer 21-005417-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. van Appia, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 maart 2023.