Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
21 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 11 maart 2022 uitspraak deed in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977. De verdachte was betrokken bij een mishandeling van een sociotherapeut en een poging tot doodslag op dezelfde sociotherapeut in 2015, terwijl hij zich in een kliniek in Balkbrug bevond. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, die werd vertegenwoordigd door zijn advocaat J. van Appia uit Amsterdam. De schriftuur die door de advocaat is ingediend, is aan het arrest gehecht en maakt deel uit van de procedure.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na beoordeling van de ingediende klachten is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing van de Hoge Raad, uitgesproken op 21 maart 2023, is het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.