Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vernietiging van een ontslag op staande voet en de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat M.J. van Basten Batenburg, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De verweerster, een B.V., werd vertegenwoordigd door advocaat C.S.G. Janssens. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de kantonrechter te Rotterdam en het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het procesverloop.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van de verzoeker verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.