ECLI:NL:HR:2023:424

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
22/01743
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een arbeidsovereenkomst. De werkneemster, hierna aangeduid als [werkneemster], had haar werkgever, [werkgever] B.V., aangeklaagd omdat zij niet had meegewerkt aan haar re-integratie na ziekte. De kantonrechter te Utrecht had op 25 juni 2021 een beschikking gegeven, die later door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2022 werd bevestigd. De werkneemster stelde cassatie in tegen de beschikking van het hof, terwijl de werkgever verzocht om het cassatieberoep te verwerpen. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem adviseerde om het beroep te verwerpen, waarop de advocaat van de werkneemster schriftelijk reageerde.

De Hoge Raad heeft de klachten van de werkneemster over de beschikking van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de beschikking van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel werd gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen en de werkneemster veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de werkgever zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de vicepresident M.J. Kroeze en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, G.C. Makkink en F.J.P. Lock.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer22/01743
Datum17 maart 2023
BESCHIKKING
In de zaak van
[werkneemster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: [werkneemster],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
[werkgever] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de werkgever,
advocaat: J.P. Heering.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 9132473 UF. VERZ 21-102 SGK/44740 van de kantonrechter te Utrecht van 25 juni 2021;
b. de beschikking in de zaak 200.300.103 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 februari 2022.
[werkneemster] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De werkgever heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [werkneemster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [werkneemster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de werkgever begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en G.C. Makkink en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
17 maart 2023.