ECLI:NL:HR:2023:42
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak
In deze zaak, die werd behandeld door de Hoge Raad der Nederlanden, is het beroep in cassatie van de erven van [A] tegen de Staatssecretaris van Financiën aan de orde. Het cassatieberoep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 maart 2022, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland werd behandeld. De rechtbank had zich in deze zaak gebogen over een beschikking krachtens de Wet financiering sociale verzekeringen.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en vastgesteld dat de klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep niet gegrond zijn. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen over de zaak. Na zorgvuldige overweging heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad werd openbaar uitgesproken op 20 januari 2023, waarbij de raadsheer J. Wortel als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.