Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
28 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 juli 2021. De verdachte, geboren in 1994, was in hoger beroep veroordeeld voor poging doodslag door meermalen met een mes te steken in het gezicht en lichaam van een ander, wat valt onder artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit was het gevolg van het feit dat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de overschrijding van de redelijke termijn, in combinatie met het feit dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, moet leiden tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd van vier jaren naar drie jaren en tien maanden.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral met betrekking tot de toepassing van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen daarvan voor de opgelegde straffen.